DE KALKPLATEAUS EN -HELLINGEN VAN HET GEOPARK WERDEN EEUWENLANG BENUT DOOR DE MENS OM ER ZIJN SCHAPEN- EN GEITENKUDDES TE LATEN GRAZEN.
Dit halfnatuurlijk milieu van kalkgrasland had niet kunnen ontstaan en voortbestaan zonder de hand van de mens.
Deze hellende en soms best steile grasvlaktes behoren natuurlijk tot het historisch en landschappelijk erfgoed, maar ze hebben vooral ook een aanzienlijke milieuwaarde. Ze zijn volop blootgesteld aan de zon en dus ook aan warmte en droogte. We wanen ons dus in een zuidelijke omgeving. En die indruk wordt nog versterkt door de geuren van oregano, bonenkruid en salie die zich onder het gezang van de krekels en sprinkhanen mengen. In de extreme omstandigheden op deze grasvlaktes kunnen inderdaad enkel specifieke planten en dieren gedijen, die hoge temperaturen vragen (thermofiel), die licht zoeken (heliofiel), die droogte waarderen (xerofiel) en die houden van kalkhoudende bodems (calcicool).
De jeneverbes en de orchidee zijn heuse symbolen van deze biotoop. Tal van soorten vlinders, krekels, sprinkhanen, wantsen, spinnen zijn enkel in de grasvlaktes te bespeuren, ofwel omdat ze er hun waardplant of gastheer vinden, ofwel omdat ze er de nodige omstandigheden qua warmte en droogte vinden om te overleven.